Wat zouden we gaan doen? Met die vraag kwamen de Scouts vol verwachting, bepakt en bezakt, naar het clubhuis.
Al snel merkten ze dat ze met de GPS aan de slag moesten: ze kregen steeds een punt om naar toe te fietsen, waar ze vervolgens op zoek mochten gaan naar de aanwijzing voor het volgende punt. Alle punten stonden al ingevoerd, dus het enige wat ze hoefden te doen, was lezen. En zo merkte de leiding dat sommige Scouts niet goed kunnen lezen.
Gelukkig wisten wel alle drie de patrondes het tot een goed einde te brengen – al dan niet volgens de route – en merkten ze dat we het weekend op het veldje bij de Rottermeren zouden doorbrengen. Daar aangekomen begonnen we na een welverdiende pauze met de opbouw van het kampement, vol verrassingen. Zo merkte de patronde van Rutger dat hun haringen krom waren en de patronde van Joep dat de scheerlijnen nog niet aan hun tent zaten. Maar al met al stonden de tenten rap en konden we lekker een potje trefbal spelen.
Daarna merkten we dat onze magen wel een beetje begonnen te knorren en dat het misschien tijd werd om eens over het eten na te gaan denken. Dat betekende eerst en vooral hout sprokkelen, hakken en zagen. Gelukkig waren de weergoden ons op dat moment nog gunstig gezind en merkten we dat er droog hout in overvloed was. Helaas waren lucifers schaarser.
Toch wisten we er nog een paar te vinden en brandde er al snel een vuurtje. Toen splitste de groep in een vuurploeg en een kookploeg en merkten we dat de emancipatie anno 2010 nog niet is doorgedrongen bij de Scouts. Deskundig werden er groentepakketjes en aardappels bereid, die vervolgens allemaal het vuur in gingen. Na een half uurtje merkten we dat alles wel zo’n beetje gaar was en konden we spreekwoordelijk aan tafel.
Na het eten moest er natuurlijk nog even opgeruimd en afgewassen worden. Een mooi klusje voor de jongens, de meiden hadden immers al gekookt. Tijdens de werkzaamheden merkten we dat de Explorers ineens aanschoven, om mee te spelen met de avondspellen.
We begonnen met een potje Hollandse Leeuwen. Hier merkte Suzy dat het niet handig was om dit met dichtgeknoopte bloes te doen en dat het hoofd van je tegenstander best hard kan zijn. Daarna gingen we verder met Vossenjacht, waar we onder meer merkten dat een auto een prima verstopplek is. Na afloop kropen we nog even bij het kampvuur, waar we merkten dat iedereen lauwe chocomel krijgt als de ene helft van de groep warme en de andere helft koude wil. En daarna was het tijd om de slaapzak op te zoeken.
De volgende morgen merkten we dat de zon weliswaar scheen, maar dat dit slechts schone schijn was. De mobiele buienradar waarschuwde namelijk voor zware regenbuien, windstoten, orkanen, tsunami’s en ander onheil. We braken dus maar snel de boel af en gingen op het clubhuis aan om daar de naderende rampspoed af te wachten. Daar hebben we lekker pannenkoeken gebakken en merkten we dat groene pannenkoeken best te eten zijn.
Ook was het weer eens tijd om aanmaakblokjes te maken, mocht het naderend noodweer ons tot het zomerkamp achtervolgen. Nadat we hier een tijdje bezig mee waren geweest, merkten we dat de Scouts bijzonder goede kaarsenmakers maar slechte aanmaakblokjesmakers zijn.
En toen was merkten we dat het weekend wel zo’n beetje voorbij was, want de ouders stonden klaar om hun kroost mee te nemen. De voorspelde rampspoed had zich helaas niet voltrokken, en zo merkten we dat buienradar schromelijk kan overdrijven.