Sinds een paar maanden lopen er scouts rond zonder beige bloes. Sommige van hen zijn overgekomen van de welpen en kabouters, anderen zijn overgestapt van een andere scoutinggroep, en nog een paar komen van buiten. Voor vier van hen was het zaterdag tijd om te testen of ze genoeg kennis in huis hebben om geïnstalleerd te kunnen worden.
De meeste scouts verzamelden zich zoals gewoonlijk om tien uur om de installatie voor te bereiden. Tegen elven druppelde één voor één ook de nerveuze aspirant-scouts met hun ouders en familie binnen. Toen zij er allemaal waren mochten zij naar binnen in het grote lokaal. Daar werden zij ontvangen door een tovenaar die hun hulp inriep. Een andere tovenaar had namenlijk zijn staf ingepikt. Blijkbaar had hij daarbij zijn pols gebroken want die zat in het gips. Hij kon hem in ieder geval niet zelf terug krijgen.
De vier nieuwe scouts zagen de slechte tovenaar al snel in de nok van het clubhuis zitten. Die daagde hen uit om hem te verslaan door het uitvoeren met opdrachten. Zo moesten ze de scoutswet samenstellen uit kaartjes, snoephappen in een bak meel, en het groepslied zingen. Helaas voor de tovenaar lukte dat keer op keer, zodat zijn macht al snel gebroken was. Met enige moeite bonden ze hem vast en konden ze de staf teruggeven aan de goede tovenaar.
Nu ze bewezen hadden dat ze over de nodige kennis beschikten konden de scouts daadwerkelijk geïnstalleerd worden. Als eerste was Yasin aan de beurt. Dat duurde het langs van allemaal, want Judith moest uitleggen wat alle insignes betekenen. Daarna kreeg hij van de groepsvoorzitter Frank zijn das omgehangen. Hierna waren ook Iris, Sander en ten slotte Joep aan de beurt.